Klimaatverandering en erfgoed

Gouda, Leiden en Amsterdam hebben stuk voor stuk prachtige binnensteden. De vraag is alleen: hoelang nog.

Voor dagblad Trouw sprak ik met hoogleraar kunstgeschiedenis Thijs Weststeijn over de impact van klimaatverandering op historisch erfgoed. Door droogte, hitte en extreme regenval wordt het steeds lastiger om oude gebouwen en monumenten te bewaren, vertelde hij in zijn Amsterdamse woonhuis.

Aan de gracht waar hij woont liet hij mij diverse voorbeelden zien. Verschillende oude panden zakken langzaam weg doordat de houten funderingen het begeven. Een gevolg van de veel te lage grondwaterstand in de zomer.

Historische gebouwen en monumenten confronteren ons inmiddels niet meer alleen met het verleden, maar ook met de toekomst. ‘Veel van het erfgoed heeft er langer gestaan dan dat het er nog zal staan’, stelt Weststeijn.

Aanleiding voor het gesprek is zijn nieuwe boek ‘De toekomst van het verleden’ dat bij Uitgeverij Prometheus verscheen. Daarin geeft hij een overzicht welke impact de klimaatverandering heeft op oude gebouwen en andere plaatsen van historisch en cultureel belang.

Lees de digitale versie van het interview hier op de website van Trouw.

Bladdert de Duitse herinnering aan de oorlog af?

Duitsland staat elk jaar op 8 mei stil bij ‘Kriegsende’, de dag waarop in 1945 de Wehrmacht capituleerde. Ooggetuigen zijn er zowat tachtig jaar na dato amper nog. Ik vroeg mij af: Verbleekt de herinnering?

Aanleiding voor mijn journalistieke zoektocht was een observatie van Geert Mak. Hij schreef jaren geleden over de Eerste Wereldoorlog: ‘Langzaam verschuift het gevoel, van verbondenheid naar rariteit. Ergens tussen de derde en vierde generatie, tussen de kleinkinderen – die de betrokkenen nog net kenden – en de achterkleinkinderen verandert de houding.’

Wacht de omgang met de Tweede Wereldoorlog dit lot ook? Eind 2021 en begin 2022 reisde ik, dankzij een onderzoeksbeurs van het Duitse Internationale Journalistenprogramme (IJP), een aantal weken door Duitsland en bezocht onder meer Buchenwald en de beruchte villa aan de Wannsee waar in 1942 werd besloten tot de Endlösung. Daar sprak ik ook met diverse historici en andere kenners over de kwestie.

Het artikel is hier te lezen in dagblad Trouw.

De nieuwe Juli Zeh: de ‘dorpsnazi’ als buurman

DAGBLAD TROUWDe nieuwste roman van Juli Zeh speelt zich wederom af op het Duitse platteland en is weliswaar geestig, maar stemt ook somber.

Het Oost-Duitse platteland is berucht om zijn hoeveelheid AfD-stemmers en extreem-rechtse sentimenten. En zowaar, bij hun eerste ontmoeting stelt de nieuwe buurman van Dora zich al voor als ‘de dorpsnazi’. Dat is slikken voor de 35-jarige Berlijnse, die tijdens de lockdown het grotestadsleven is ontvlucht.

Dora, die werkt bij een reclamebureau dat campagnes voor duurzame producten bedenkt­­, voelde zich al een tijdje niet meer senang in Berlijn. Werkstress, geen werkelijke vriendschappen, overal een correcte mening over hebben – dat soort dingen. Als haar vriend zich ook nog eens ontpopt als onheilsprofeet voor wie de coronamaatregelen niet streng genoeg kunnen zijn, zegt Dora haar oude leven vaarwel en betrekt ze met haar hondje een vervallen huis in het fictieve dorp Bracken.

Dorp? Eigenlijk eerder een vlek op de kaart. In Bracken ervaart men de werkelijkheid totaal anders dan in de Duitse hoofdstad. Een zieltogende gemeenschap waar mensen tegen heug en meug wat van het leven proberen te maken. Racistische grappen zijn er schering en inslag. Voor Dora (die op de Groenen stemt en verder gevangen zit in politieke correctheid) een wereld waar ze voorheen alleen in vooroordelen over sprak.

Meer dan een outcast

Centraal in Onder Buren, de nieuwe roman van Juli Zeh (1974), een van Duitslands succesvolste en productiefste schrijvers, staat de vriendschap tussen Dora en haar buurman Gote, de zelfverklaarde dorpsnazi. Bij elke sigaret die het duo samen opsteekt –er wordt stevig gepaft in deze roman – is het voor Dora lastiger om hem enkel te zien als outcast. De situatie wordt extra complex als Gote, die gescheiden is en samenwoont met zijn jonge dochter, ziek blijkt te zijn.

Net als in Ons soort mensen, haar eerdere roman die zich in een dorp op het Oost-Duitse platteland afspeelt en waar een strijd om een windmolenpark woedt, lukt het Zeh opnieuw om met een paar goedgekozen woorden karakters en situaties te schetsen. Soms bijna karikaturaal: ‘Bij de bushalte staat een halfverschroeidplexiglazen hokje, met een dienstregeling die niet meer tekst bevat dan een gelukskoekje en ook niet veel begrijpelijker is.’

Wat het platteland betreft weet Zeh trouwens waar ze het over heeft. De gepromoveerde juriste – naast haar schrijverschap werkt ze bij het hooggerechtshof Brandenburg als onbezoldigd rechter – verhuisde zelf in 2007 naar een dorp buiten Berlijn. Scherp maakt ze inzichtelijk dat de ‘bloeiende landschappen’ die de voormalige DDR na de val van de muur waren beloofd er nooit zijn gekomen. Zelfs niet in de meest letterlijke zin, de deelstaat Brandenburg, waar de roman is gesitueerd, heeft te maken met heftige verdroging als gevolg van klimaatverandering.

Rurale idylle

In de Duitse literatuur is de teloorgang van het platteland een populair thema. Denk aan de boeken van Dörte Hansen (MiddaguurHet oude land) die ook in Nederland geliefd zijn en waarin grote-stadmensen stuklopen op de rurale idylle. Zeh haakt hier ook bij aan, alleen blikt ze niet in nostalgie terug.

Zoals ze steeds doet in haar romans situeert Zeh de geschiedenis in de zeer recente actualiteit. En hoewel het een al corona is wat de klok slaat, weet ze die schijnbaar uitgekauwde pandemie vakkundig te overstijgen. De kwesties die ze aansnijdt, waren er al: racisme, politieke polarisatie, klimaatverandering, kloof tussen arm en rijk, noem maar op. De crisis vergroot ze extra uit.

Een hele waslijst aan onderwerpen passeert de revue, toch maakt het boek geen overladen indruk. Zeh laat de teugels nergens vieren, ze houdt de regie over die ene grote vraag: wat is de rol van het individu in de gemeenschap? Hoe leef je zo goed mogelijk samen, ondanks immense verschillen?

De dorpsgemeenschap laat ze daarbij zien in al haar dubbelzinnigheid. Zeh veroordeelt niet, dat laat ze wijselijk aan de lezer. In de Duitse pers kreeg ze daarom al het verwijt dat ze de gevaren van extreemrechts bagatelliseert. Nu zijn Duitse lezers van oudsher wat gevoeliger dan Nederlandse, wel bekruipt je het gevoel dat buurman Gote, die zich maar wat graag omringt met vage nazivrienden, erg makkelijk Dora’s sympathie weet te winnen. Het perspectief speelt daarbij ook een rol. De lezer beleeft Bracken zeer consequent vanuit het gezichtspunt van Dora, een nogal secundair reagerende vrouw.

Zeh werpt zich op als verdediger van de gewetensvrijheid

Die quasi-laconieke houding van Dora heeft te maken met de onderliggende notie van de roman. Zeh werpt zich op als verdediger van de gewetensvrijheid, zoals ze ook regelmatig in debatten en interviews doet. ‘De gedachten zijn vrij’, laat zij de hoofdpersoon ergens het bekende Duitse lied citeren. Een overmaat aan ideologie, van welk type dan ook, leidt tot verblinding en uitsluiting.

Zeh’s stijl kenmerkt zich door sobere en gedecideerde zinnen. Juist die nuchtere aanpak heeft een geestig effect, waardoor het maatschappijkritische Onder buren niet onder zwaarwichtigheid bezwijkt. Sterker nog, de adremme observaties van hoofdpersoon Dora lezen soms als een klucht. Maar het beeld dat Zeh schetst van de Bondsrepubliek is somber. Een natie in verval. Als literatuur een diagnose vermag te stellen van de mentale gesteldheid van een tijdsgewricht, dan stemt Onder buren allerminst gerust.

De vertaling is van Annemarie Vlaming.

Deze boekbespreking verscheen eerder in Trouw.

In ‘Mens/Onmens’ is Bas Heijne scherp, maar niet erg nieuw

DAGBLAD TROUW – In zijn essay over een versplinterde wereld komt Bas Heijne uit bij de Bergrede.

Op 15 april 2019 brandde de Notre-Dame in Parijs af. Bij het zien van de vlammen barstte menigeen in huilen uit. Op Twitter werden foto’s van het inferno gedeeld. Dit, was de teneur, was een teken. De smeulende kathedraal als symbool voor de ondergang van het christelijke Avondland.

In zijn essay ‘Mens/Onmens’ begint Bas Heijne met deze brand. De wijze waarop er op de gebeurtenis werd gereageerd, stelt hij, toont een diep conflict in de samenleving. Twee obsessies staan daarin centraal. Ten eerste identiteit, zoals uit het voorbeeld hierboven blijkt, en daarnaast waarheid. De brand kon simpelweg geen toeval zijn. Alsof een weggegooide sigaret zo’n vlammenzee had kunnen veroorzaken. De elite (president Macron, de media), klonk het op sociale media, verzwijgt het echte verhaal.

Dit giftige mengsel van identiteit en (on)waarheid doortrekt de hele maatschappij, stelt Heijne. Van de politiek tot en met de manier waarop we onszelf en anderen zien. Subjectieve beleving is leidend. Als ik het voel, dan is het waar. De ander is een leugenaar of een hypocriet. Opgehitst door de algoritmes van Facebook en Twitter raakt de samen­leving verdeeld in kampen. Werkelijkheid en beleefde werkelijkheid worden meer dan ooit verward.

Vervreemding en de bubble

Volgens Heijne, zo mag duidelijk zijn, verkeert de liberale democratie in crisis. Omgaan met verschillen, nuchterheid en rekening houden met diverse belangen, het dreigt allemaal het onderspit te delven.

Hoe kon het zover komen? Heijne zoekt het antwoord in ontwikkelingen binnen het liberalisme zelf. De mensheid zou na de implosie van het communisme nog maar één kant op gaan: meer markt, meer welvaart, meer individuele vrijheid. Een gouden toekomst wachtte. Bijgevolg werd het liberale denken niet meer serieus uitgedaagd. Politiek gaat sindsdien alleen nog om praktische oplossingen. Zie Mark Rutte, de premier die visie verwerpt.

Hierdoor hebben politici en beleidsmakers voor de tekortkomingen van het liberale project (groeiende ongelijkheid, mondiaal flitskapitaal, verlies van gemeenschapszin) geen goed alternatief. Vervreemding is het lot van de moderne burger. Heijne: “Vandaar de nieuwe hang naar de groep, de bubble, het houvast van de identiteit.” Het paradoxale is dat het liberalisme zichzelf in de voet schiet.

Uit de echokamer van veiligheid stappen

Heijne slaagt erin om in een beperkt aantal pagina’s een analyse te geven van dieperliggende oorzaken achter schijnbaar geïsoleerde gebeurtenissen. Al is dit verhaal over de crisis van de liberale democratie wel vaker verteld. Ook door Heijne zelf. Voor de VPRO maakte hij twee jaar geleden de tv-serie ‘Onbehagen’. Citaten hieruit komen nu terug. In NRC schreef hij eveneens over deze kwesties. Wie dat allemaal tot zich nam, leest niet veel nieuws.

Hoe overstijgen we het deel­belang? Wat betekent het om mens te zijn in dit versplinterde geheel, luidt een andere belangrijke vraag in dit essay. In zijn slotpleidooi komt Heijne verrassend genoeg uit bij het christendom, preciezer, de Bergrede. In die beroemde passage (Matteüs 5) roept Jezus op om vijanden lief te hebben.

Die woorden hebben ook buiten de religieuze context waarde. Heijne ziet ze als ‘existentiële aansporing’ om uit de echokamer van veiligheid te stappen. Angela Merkel met haar Wir schaffen das is voor hem het lichtend voorbeeld. Zij was niet naïef met het binnenlaten van vluchtelingen, maar stelde een noodzakelijke daad. Al is het aldus Heijne ‘een hondsmoeilijke opdracht’ om verschil te overbruggen.

Deze passage, bijna kanseltaal, vormt een contrast met de analytische afstandelijkheid uit de eerste twee delen van het essay. Zijn boodschap is waardevol, maar niet nieuw. ­Eigenlijk is dit het verhaal dat in elke modale PKN-kerk te horen is. En ook in het politieke debat is de bijbelpassage niet onbekend. Denk aan de ‘Bergrede’ van Willem Aantjes, een klassieker uit de Nederlandse politieke geschiedenis.

Is dat gebrek aan nieuwigheid erg? Niet per se. In tijden waarin nieuw-rechts zich graag als ware hoeder van het christendom opwerpt, kan niet vaak genoeg worden gewezen op deze bijbelverzen.

De vraag is alleen of Heijne zelf helemaal gelooft in zijn receptuur. Wel als een persoonlijke ethiek, lijkt het, maar niet als een maatschappelijk breed gedragen verhaal. De ondertoon van het essay is daarvoor te somber. Heijne klinkt vermoeid. Wat dat betreft had hij makkelijk met een andere zin uit de Bergrede kunnen eindigen: ‘Iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen last.’

Bas Heijne
Mens/Onmens
Prometheus; 128 blz. €19,99 

Deze recensie verscheen eerder in Trouw